Oproep tot thuiswerken steeds vaker genegeerd
maandag 12 oktober 2020
Werk zoveel mogelijk vanuit huis. Zo luidt al enige tijd het advies van het kabinet—zeker nu de tweede coronagolf volop in ontwikkeling is. Toch wordt de oproep door een steeds groter wordende groep Nederlanders genegeerd.
De eerste oproep tot thuiswerken vond plaats in maart. Die oproep kreeg massaal gehoor: 44 procent van de Nederlandse werknemers ging vier of vijf dagen per week thuiswerken, terwijl twee derde minimaal één dag per week thuis zijn of haar werk bleef doen. Nu, ruim een halfjaar later, werkt nog maar 32 procent van de Nederlandse werknemers minimaal vier dagen thuis.
Dezelfde trend vinden we terug in het openbaar vervoer. In maart waren er gemiddeld 84 procent minder check-ins dan het jaar ervoor. De laatste weken is het percentage nog maar 52 procent minder dan dezelfde periode een jaar geleden. De ANWB merkt daarnaast op dat de ochtend- en avondspits zo goed als is verdwenen, maar ziet dat het tegenwoordig stukken drukker is op de weg in vergelijking met maart. Het zogeheten filezwaartecijfer bedroeg een halfjaar geleden 5.000. Afgelopen week was die zeven keer zo groot: 35.000.
Voordelig
Werkgeversvereniging AWVN ziet meerdere verklaringen voor de afname in het thuiswerken. De belangrijkste: ieder bedrijf gaat op zijn of haar eigen manier met het virus om. “Werkgevers zijn erachter gekomen dat zoveel thuiswerken niet voor iedereen alleen maar voordelig is,” zegt woordvoerder Jannes van der Velde. “Niet bij alle functies is thuiswerken zo lang vol te houden. Vooral voor creatieve beroepen is dat lastig.”
Controle
De toegenomen voorzorgsmaatregelen spelen volgens Van der Velde eveneens een rol. “Veel bedrijven kunnen nu beter omgaan met het voorkomen van besmettingen. De meeste bedrijven doen het naar mijn indruk goed en hebben de boel onder controle. Onderzoek van het RIVM toont ook dat besmettingen vooral voorkomen in de thuissituatie, en veel minder op het werk.”