Rechter oordeelt: werknemer heeft geen recht op thuiswerken
vrijdag 26 juni 2020
Zorgen over het coronavirus geeft een werknemer geen recht om thuis te blijven werken. Zo luidt de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De werknemer in kwestie moet gewoon naar kantoor komen, omdat de werkgever dat eist én voldoende maatregelen heeft getroffen.
De werknemer in kwestie betreft een commercieel medewerkster en service coördinator bij VOC Grootkeukens in Huissen, een leverancier van professionele keukeninstallaties. In maart ging het volledige personeel als gevolg van de coronacrisis thuiswerken, maar op 11 april kregen zij de oproep weer naar kantoor te moeten komen.
Rijmen
De medewerkster vroeg de eerste dag terug op kantoor toestemming om terug naar huis te gaan. Ze merkte dat niet iedereen zich aan de voorschriften hield. Het bedrijf gaf haar toestemming, maar onder de voorwaarde dat zij ieder moment kon worden teruggeroepen. Die oproep verscheen begin mei, maar de medewerkster was niet overtuigd van de verscherpte maatregelen.
Die verscherpte maatregelen waren er wel degelijk. Er was voldoende afstand tussen werknemers, er werd in kleine groepjes gepauzeerd in de kantine en er waren voldoende schoonmaakvoorschriften en ontsmettingsmiddelen aanwezig. Toch liet de medewerkster in een mail weten de maatregelen “niet met het overheidsadvies te rijmen,” wijzend op het advies dat premier Rutte een dag eerder tijdens een persconferentie had gegeven.
Voorlopig oordeel
De werkgever hield na een mailwisseling vast aan de wens dat de werknemer moest terugkeren naar kantoor, dus stapte laatstgenoemde eind mei naar de rechter. Die gaf eerstgenoemde voorlopig gelijk. De rechter oordeelde dat de vrouw geen aanspraak maakt op het recht om thuis te werken, omdat zij niet overtuigend wist aan te tonen dat het keukenbedrijf géén passende coronamaatregelen heeft genomen. De ervaringen op de eerste werkdag terug op kantoor waren hiervoor niet genoeg.
De medewerkster kan eveneens geen rechten ontlenen aan de aanvankelijke situatie om thuis te werken, omdat deze tijdelijk en onder voorwaarden was gegeven. De rechter benadrukt echter dat hier om een ‘voorlopig oordeel’ gaat en dat er nog een bodemprocedure kan volgen.