Helft jonge artsen denkt soms aan stoppen
zaterdag 8 augustus 2020
De helft van de jonge artsen heeft weleens overwogen met zijn of haar werk te stoppen vanwege de werktijden en de hoge werkdruk. Ook de emotionele belasting, de prestatiedruk en seksuele intimidatie spelen een grote, uitputtende rol.
Artsenorganisatie De Jonge Dokter ondervroeg het afgelopen halfjaar in samenwerking met onderzoeksbureau Sardes 622 jonge artsen naar hun werkdruk en werkplezier. Met name de werkdruk is voor veel respondenten een hels karwei. Jonge artsen werken gemiddeld negen uur per week over en moeten vaak extra werk verrichten om iets af te krijgen. Slechts een kwart krijgt de overuren gecompenseerd in tijd of geld.
Beginnende artsen geven aan zich niet altijd gesteund en begeleid te voelen door zijn of haar supervisor, die soms weigert uitleg te geven en slechts mondjesmaat een compliment uitdeelt. Het risico op ‘zwabberbeleid’ neemt hierdoor toe, zegt onderzoeker Meike Blezer. “Van de ene supervisor moet je een behandeling in gang zetten, terwijl een andere supervisor de volgende dag iets heel anders zegt.”
Intimidatie
Een derde van de respondenten durft niet op het werk te vertellen dat hij of zij niet in zijn of haar vel zit. Intimidatie is hierbij van grote invloed: bijna een op de drie jonge artsen te maken gehad met machtsmisbruik door een collega, terwijl 8 procent aangeeft seksueel geïntimideerd te zijn geweest. Vier op de tien jonge artsen zegt weleens te maken hebben gehad met intimidatie door een patiënt. Zo’n 15 procent van de ondervraagden heeft dit bij zijn of haar werkgever gemeld.
Cultuur
Het plezier in het werk en het contact met patiënten weerhoudt de jonge artsen er uiteindelijk van om te stoppen met werk. Ze geven aan ondanks alles trots en enthousiast te zijn over hun baan. Toch ziet driekwart van hen de zorgstructuur graag veranderen. “Jonge artsen vinden het moeilijk om vanuit hun positie de werkdruk en -cultuur te veranderen,” zegt Blezer. “Gelukkig verandert die cultuur langzaam, onder andere door de cao-onderhandelingen.”