Dit doen vier extra werkuren met het arbeidstekort
maandag 19 september 2022
Het is met afstand de meest geopperde oplossing voor de krapte op de arbeidsmarkt: parttimers meer uren laten werken. Onderzoek van belastingadviseur PwC toont dat meer werkuren daadwerkelijk het verschil kunnen maken, al staat één belangrijk obstakel deze oplossing in de weg.
De werkloosheid is in augustus wederom toegenomen: zo’n 378.000 werklozen kwamen er de afgelopen maand bij, waardoor het werkloosheidspercentage uiteindelijk uitkwam op 3,8 procent van de beroepsbevolking. Tegelijkertijd nam het aantal werkenden de afgelopen drie maanden met gemiddeld 3.000 per maand af, terwijl het deel van de bevolking van 15 tot 75 jaar met betaald werk is afgenomen naar 72,1 procent.
De cijfers tonen aan dat de krapte op de arbeidsmarkt nog lang niet verleden tijd is; Nederland zou volgens berekeningen de komende vier jaar zelfs zo’n 450.000 arbeidskrachten tekort komen. Werkgevers zullen dus moeten blijven zoeken naar een oplossing voor het personeelstekort. Een van die oplossingen is het actiever inzetten van parttimers. PwC baseert op basis van eigen onderzoek dat vier extra werkuren per week het extra potentieel zou kunnen verhogen naar 400.000 mensen, waarmee het tekort voor ruim 88 procent zou zijn opgelost.
Inkomensverval
Meer werkuren klinkt in theorie als een ideale oplossing, maar in de praktijk zit de vork heel anders in de steel, weet ook PwC-econoom Jan Willem Velthuijsen. Volgens hem spelen voornamelijk praktische zaken een dergelijke uitvoering parten, zoals opvang en school — zaken die zijn geënt op het eenverdienersmodel. “In Nederland zit er duidelijk iets institutioneels in de weg: het inkomensverval. Het loont in veel situaties namelijk niet om van 12 naar 14 of 16 uur te gaan, omdat je er uiteindelijk niet veel aan overhoudt.”
Macro-productief
Velthuijsen merkt wel dat Nederlandse parttimers over het algemeen productiever zijn dan parttimers elders. “Het aantal uren dat in Nederland wordt gewerkt per hoofd van de bevolking is veel lager dan in andere landen, terwijl we met zijn allen toch een heel fors nationaal inkomen produceren. Het is in ons land vooral sociaal-cultureel geaccepteerd en ook economisch verklaarbaar. Het kán gewoon. Het is echter duidelijk dat we nu tegen een zekere vorm van krapte aanlopen, dus zul je het toch van geval tot geval moeten gaan bekijken.”