Niet fysieke, maar psychische overbelasting grootste oorzaak van bedrijfsongevallen
vrijdag 20 januari 2023
Bijna een op de vijf werknemers die in een kalenderjaar minstens één dag niet kan werken door een arbeidsongeval zegt dat dit komt door psychische overbelasting, blijkt uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Vooral in de zorg en welzijn leidt intimidatie of stress tot een relatief hoog aantal bedrijfsongevallen.
Ruim 196.000 werknemers kregen in 2021 te maken met een ongeval op het werk. In 100.000 gevallen leidde dit tot één of meer dagen verzuim. De meeste gevallen deden zich voor in de transport- en logistieke sector — bijvoorbeeld onder vrachtwagenchauffeurs — maar in de agrarische of technische sector was het percentage werknemers met een arbeidsgeval dat resulteerde in minstens één dag verzuim ook “relatief hoog”, constateert het CBS.
Het hoge bedrijfsongevalspercentage onder werknemers met een technisch beroep heeft volgens het CBS onder meer te maken met het fysieke belastende werk en de aanwezigheid van veel lawaai in de werkomgeving. Vrachtwagenchauffeurs en andere werknemers in transportberoepen werken op hun beurt relatief vaak in ploegendiensten en hebben minder te zeggen over de manier waarop ze werken, hetgeen hun werk fysiek ook zwaarder maakt.
Werkdruk
De meeste bedrijfsongevallen hebben echter geen fysieke, maar een psychische aanleiding. Eén op de vijf verzuimgevallen heeft namelijk te maken met psychische overbelasting, veroorzaakt door bijvoorbeeld stress of intimidatie. De oorzaak vallen is de op één na grootste boosdoener, gevolgd door fysieke overbelasting (zwaar tillen of het maken van een verkeerde beweging), uitglijden en struikelen.
Dat de meeste bedrijfsongevallen van psychische aard zich in de zorg voordoen, komt niet helemaal als een verrassing: de helft van de medewerkers in de sector vindt de werkdruk (veel) te hoog. De ervaren werkdruk is het hoogst in de kinderopvang (door 61 procent van de werknemers), gevolgd door de jeugdzorg (55 procent), huisartsenzorg en gezondheidscentra (allebei 54 procent).