Hoge Raad zet streep door dertienjarig uitzendcontract
zondag 7 december 2025
Dertien jaar werkte hij 40 uur per week via uitzendbureaus in de margarinefabriek van Upfield in Rotterdam. Hij begon in 2009. Toen in 2022 de productieafdeling waar hij werkte, gesloten werd, stond hij als 62-jarige op straat. Voor zijn collega’s wel een sociaal plan, voor hem niet. Hij zette daarop juridische stappen, maar kreeg zowel bij kantonrechter als gerechtshof geen gelijk. Bij de Hoge Raad echter wel.
De werknemer had bijna dertien jaar op basis van telkens op elkaar volgende uitzendovereenkomsten als uitzendkracht gewerkt voor Upfield. Eerst via Randstad, later via Adecco, uiteindelijk weer via Randstad. Dat gebeurde onafgebroken. Het inlenen stopte in 2022, toen de productieafdeling werd gesloten. In de periode dat hij voor Upfield werkte, vroeg hij diverse keren om een vast dienstverband, maar dat werd hem telkens geweigerd. Hij kreeg wel een jaarcontract aangeboden, maar dat wees hij af.
Volgens de werknemer was er geen sprake meer van tijdelijkheid van zijn werk geweest en had het bedrijf de uitzendconstructie misbruikt. In de juridische procedure die hij begon, verzocht hij de rechter om vast te stellen dat hij wél een arbeidsovereenkomst met het bedrijf had. Ook vroeg hij om de toekenning van diverse vergoedingen en om betaling van achterstallig loon.
Rechtbank en hof
De rechtbank en het hof wezen alle verzoeken van de man af. Het hof gaf aan dat er inderdaad sprake was geweest van langdurig gebruik van de uitzendovereenkomst, maar stelde ook vast dat er geen sprake was geweest van misbruik van de uitzendovereenkomst, zoals bedoeld in de Europese Uitzendrichtlijn. Upfield had immers een objectieve verklaring gegeven voor het gebruik van de uitzendovereenkomst. Die luidde dat het bedrijf behoefte had gehad aan een ‘flexibele schil’.
Strohalm
De laatste strohalm voor de werknemer was de Hoge Raad. Die stelde voorop dat uit de Europese Uitzendrichtlijn en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat uitzendwerk ook écht tijdelijk is. En dat dat geldt, ongeacht of er sprake is van één doorlopende opdracht of van een aantal achtereenvolgende opdrachten. De algemene behoefte van Upfield aan een flexibele schil en aan flexibel in te zetten werkkrachten verklaarde volgens de Hoge Raad niet voldoende waarom de werknemer dertien jaar onafgebroken ingeschakeld werd. Er is zelfs sprake van misbruik van de uitzendovereenkomst als de duur van de inlening langer is dan wat redelijkerwijs als tijdelijk kan worden aangemerkt, en het inlenende bedrijf voor de daadwerkelijke duur van de terbeschikkingstelling geen objectieve verklaring kan geven.
De Hoge Raad vernietigde daarop de uitspraak van het hof en verwees de zaak naar een ander hof om opnieuw te worden beoordeeld.